Tak 13
Van Erp van Warrenberg
Waar het nu over gaat, verwijderen we ons aanzienlijk van t Peelland en van Brabant.
De baron van Spaen vermeldt, volgens de annalen van Juliers, de tegenwoordigheid van Godfried van Erp bij de inhuldiging van Walrave, aartsbisschop van Keulen, in 1333. Hij wordt het eerste genoemd nā de vier grote erfdignitarissen. Dezelfde auteur geeft het volgende fragment:
Maris van Erp, die de vader was van:
Saris de Erpe, knaap, gerichtsman, in het kanton van Over-Betuwe, (Kwartier van Nijmegen) in 1333, en weer vermeld in 1337, gehuwd met Margaretha N. waarvan:
Maris, vermeld met zijn vader en zijn moeder in 1337. Maris, zoon van Saris de Erpe erkent dat messire Wynand van Arnhem hem niets meer schuldig is, nog in geld, nog in klederen, 1345.
Saris, die volgt.
Jan Saris de Erpe, die een som geld leent aan Reinold en Jeanne, heer en vrouwe van Brederode en Gennep. (1378). Hij leefde nog in 1442.
Gerlach van Erp was de vader van Catharina, vermeld in 1403, vrouw van Rutger van Geldrop, heer van Geldrop, overleden in 1405.
Warrenberg, vandaag (1883) een boerderij, was vroeger een erfleen, met riddergoed (kasteel), gelegen bij Haelen, niet ver van Roermond. Het grootste gedeelte van het tegenwoordige arrondissement van Roermond en van Pruisisch Gelder, heete Over-Kwartier, waarvan deel uitmaakten de steden Roermond, Venlo, Gelder, Straelen, en alwaar zich de Ridder-Cedullen bevonden. Hier zoals bij het voorafgaande, is het werk van baron Spaen ons een belangrijke hulp geweest, voor het rangschikken van de eerste generaties.
Erp van Warrenberg.
N. van Erp, genaamd van Warrenberg, huwde met een meisje van het huis van Goor. Ze hadden een zoon, die volgt:
Godert van Erp, heer van Warrenberg door overdracht van 7 januari 1481, drossaard van Horr, huwde met Beerta van Bempt, dochter van Reinier en van Lyffert van Yssem. In 1469 wordt hij geīnvesteerd met de lenen van Elmpt, die zijn vrouw verkregen had in de erfopvolging van haar vader Reinier, wiens voorvaderen ze verworven hadden in 1276. (Archief van het Feodale Hof van Gelder, fol. 140 artikel Elmpterwald).Op 7 januari 1481 doet Jacques, graaf van Horn, een ruil van bezittingen met Godert, drossaard van het Graafschap Horn, en verleent hem jachtrecht op zijn gronden van Helebosch tot aan Exter. Toen Godert overleden was, kreeg Jan van Elmpt van dezelfde graaf, op de dag van St. Laurentius (10 augustus) in 1487, het huis en de goederen van Warrenberg, het jaar daarop kreeg Dirk van Baexem de lenen van Elmt in naam van weduwe van Godert en van haar beide kinderen. Beerta (Berthe) was hertrouwd met Zweder van Paerle, toen deze lenen haar werden overgedragen door dezelfde Dirk van Baexem in 1491.
Ze had van Godert:
Godert, die de goederen verdeelt met zijn broer Willem in 1515, is heer van Warrenberg, en wordt vermeld als vriend en familielid van de van Pearl in 1518, geīnvesteerd met de lenen van Elmt op 20 augustus 1525. Hij wordt vermeld in de eerste Ridder-Cedulle van het Over-Kwartier, in 1523. Hij leefde niet meer in 1529, en liet een natuurlijke zoon na:
Jan van Erp, gehuwd met Bruina van Valkenburg, dochter van Laurens.
Willem van Erp, die volgt.
Jan van Erp, twijg aan de tak van Langeveld.
Willem van Erp, genoemd van Warrenberg, deelt met zijn broer Godert, de dag nā Sint Dionysius, martelaar. (S.Dion. 9 okt.) 1515. Godert krijgt het huis van Warrenberg en zijn bijgebouwen, maar hij belast zich bepaalde uitkeringen aan moeder te doen, Beerta van Brempt. Willen krijgt de goederen van Ten Beren, met hun onderhorigheden. Maar omdat hum broer Jan buitenlands is, en ze niet weten of hij nog in leven is, komen ze overeen dat, als hij terugkomt, de twee broers hem ieder 20 gulden per jaar zullen betalen. Er is ook sprake van Hendrik van Erp, heer van Syberg, misschien hun broer, en van Catherine van Erp, religieuse te Keizersberg, misschien hun zuster. Deze overeenkomst is alleen gemaakt voor de tijd dat hun moeder in leven is. Zij in aangegaan door de twee partijen, en door Daniel van Nuynhem, Andre van Warrenberg en Goirt Vyncke. Willem van Erp had een geschil met zijn broer Jan met betrekking tot het eigendom Warrenberg, dat krachtens hun akkoord van 1549 in handen van deze laatste bleef.
Willem wordt belast in 1519 met de ontvangst van de Hertogin van Gelder. Hij wordt ook vermeld als familielid van de kinderen van Arnold van Eyll. Hij maakt deel uit van de Ridderschap in 1523, wordt commandant van Nystad benoemd in 1535, wordt gedeputeerde in Gelder in 1539, en geīnvesteerd, krachten de adel, als erfgenaam van zijn moeder, met de lenen van Elmpt, op 25 juli 1546. Hij huwde met Ermengarde van Hoenselaar, dochter van Zeger en van N. van Eyll. Bij de dood van Daem van Hoenselaar, familielid van zijn vrouw, wordt hij geīnvesteerd met Elswyck, in het land van Kleef, in 1523. Hij stierf in 1557, en werd begraven te Cappelle bij Roermond, met acht kwartieren. Zijn weduwe overleed op 17 oktober 1564, en werd begraven in Roermond, eveneens met acht kwartieren.
Uit hun huwelijk kwamen voort:
Godert, Gekwalificeerd als ridder, die een uitstel verkrijgt in 1552 en in 1555 voor het goed van Elmpt. Hij komt voor in een Ridder-Cedulle van het Over-Kwartier en was buiten het land in 1555. In 1558 bekwam hij van zijn oom Jan, zoon van Godert van Erp, de heerlijkheid Warrenberg. In hetzelfde jaar is hij kapitein van het kasteel van Utrecht, en bezet deze hoedanigheid nog in 1566 en 1567. Oud dienaar van de kardinaal de Granvelle, verbind hij zich nochtans met de party der ontevredenen, en word hotelmeester van de prins van Oranje. Hij huwt met Catharina van Wyck, die vermeld wordt als zijn weduwe, en als voogdes van zijn kinderen in 1571. Deze akte wordt bewaard in de Algemene Archieven van t Koninkrijk Brussel. Ze leefde niet meer in 1586. Haar kinderen hadden als voogd messire Frederik Uytenham. Er waren er drie:
Willem
Karel-Lamoral
Willem-Maximilianus
Walrave, die volgt.
Mathias, overleden op 11 december 1566, begraven te Keysersbosch, met vier kwartieren.
Jan, die Elswyck krijgt in 1557. Hij komt voor in een RidderCedulle van Gelder in 1565 en 1569, en leefde niet meer in 1581. Hij liet een zoon na, Jan, begiftigd met Elswyck in 1585 (Archief van Kleef), gehuwd met Eva van Hoerde.
Walram van Erp, genaamd van Warrenberg, erfde de lenen van Elmpt in naam van zijn zoon Karel, op 11 juli 1556. Hij staat in een Ridder-Cedulle in 1565 en 1579, en stierf op 8 november 1579. Men begroef hem in Cappelle. Zijn weduwe verkreeg voor haar minderjarige kinderen een uitstel van drie maanden met betrekking tot de lenen van Brempt, op 21 september 1581. Ze droeg dezelfde namen als de grootmoeder van haar man, Bertha van Brempt, en was onderanderen moeder van:
Karel, die de lenen van Elmpt verkreeg in 1581, en omstreeks 1583 stierf. Hij is ingeschreven in 1575 in een Ridder-Cedulle, in Wetten.
Adriana, vrouw van Arnold van Ruitenborch, drossaard van Wildenburg.
Willem, die volgt.
Willem van Erp, genaamd van Warrenberg, releveert in 1583 de erflenen van Elmpt door de dood van zijn broer Karel, en verkoopt ze in 1595. Hij huwde met Catharina van Bachem, waarvan:
Willem van Erp, genaamd van Warrenberg, vroeger gehuwd dan 1645, met Maria van Laervan Baerlo, dochter van Hendrik van Laer, heer van Baerlo en van Jeanne Bertrama van Eyll. Hij wordt nog vermeld in 1654. Zijn weduwe verkocht in 1683 de helft van de tienden van Kessel-Eyck.
Zijn dochter Joanna-Bertrama van Erp, genaamd van Warrenberg, huwde met Frederik van Saveland, geboren op 3 september 1648, zoon van Dirk en van Zegerine van Voorst. Door akte, opgesteld voor t Feodale Hof van Baerlo op 12 januari 1693, verkochten ze de andere helft van die tienden van Kessel-Eyck, dat afhankelijk was van de Heerlijkheid Baerlo.
(Nu verder met de Tak van Langeveld, zie Jan van Erp, zoon van Godert II )
(laatste update 24.02.2004 20:48 )
Eventuele aanvullingen of opmerkingen graag een E-mail naar de Webmaster
Copyright textbestand Privacyverklaring Contact formulier Hulp gevraagd Waarschuwing Bronnen