Tak 4
Tak van Erp, de heren van Holt en Baerlo
De tak van de heren van Holt en Baerlo die we nu gaan behandelen, is volgens alle waarschijnlijkheid, voortgekomen uit die van Beersse. De Baron de Spaen geeft het te verstaan, zonder het evenwel categorisch te bevestigen. Beide takken hun bezittingen op dezelfde plaats gehad. Hun residenties waren alleen gescheiden door de Maas, en men kan gemakkelijk aannemen dat een lid van de tak Beersse de rivier is overgestoken om zich te vestigen in Overasselt in Gelderland. Ook hier volgen we, voor oudere tijd, het merkwaardige werk van Baron de Spaen. We hebben ons beperkt onze eigen inlichtingen daaraan toe te voegen, en de afstamming volledig te maken tot aan onze tijd. (1883)
I. ERP VAN HOLT EN BAERLO. Sibrecht (Sibert) van Erp neemt deel aan de alliantie of bondgenootschap der staten of Landschap van het kwartier van Nijmegen in 1436. Hij bekomt het hof-landgoed- van Beersse te Cuyck in 1428, en in hetzelfde jaar een ander eigendom in Beersse door overdracht van Rumbold van Beke. (Feodale hof van Cuyck.) Hij krijgt een eigendom in Gastel in 1439 (Feodale hof van Gelderland) en leefde niet meer in 1459. Zijn vrouw, N. van Baexem, maakte hem vader van:
Zijn dochter Dorica van Erp was de vrouw van Arnold Visscher toen ze het goed van haar ouders op haar naam kreeg in 1490.
II. Berthold van Erp huwde met Arenda van Meeckeren, gesproten uit een der beste families van het kwartier van het Land tussen Maas en Waal, in Gelderland. Ze was weduwe toen ze in 1489 (Feodale hof van Cuyck) haar goed met al haar kinderen verdeelde, in tegenwoordigheid van haar ouders en haar vrienden: Piet van Holt, Jan van de Poll, Walram en Jan van Nyddeggen, en Gerrit Louis, pastoor van Ecscharen. Ze had als waarborg Jan en Willem van Meeckeren, haar broers.
Berthold van Erp was de vader van:
1. Willem van Erp, die volgt.
3. Styne van Erp, vermeld bij deze verdeling.
III. Willem van Erp verkrijgt een eigendom in Gastel en geeft het over aan Walram van Niddiggen. Hij verdeelt zijn goed met zijn moeder in 1489, koopt een goed in Gastel van Willem van Vlodorp in 1498, en draagt het over in 1503. Zijn vrouw, Meyde de Luches maakte hem vader van:
1. Karel van Erp, die volgt.
IV. Karel van Erp stierf in 1515, vòòr zijn moeder. Wij kennen niet de naam van zijn vrouw, maar hij heeft een zoon achtergelaten, namelijk
V. Willem van Erp. advocaat (in kerkelijke aangelegenheden?) van Roermond, in 1521. Zijn vrouw, die misschien N. van Steenhuys heete, dochter van Gerard de N. van Suermont, maakte hem vader van:
1. Walram van Erp.
2. Een andere zoon die volgt.
VI. N. van Erp huwde met N. van Meeckeren, waarschijnlijk dochter van Jan van Meeckeren, heer van Schorenberg en van Puffelick.
Uit dit huwelijk kwamen:
1. Diederich (Dirk) van Erp, die volgt.
VII. Dirk (Diederich) van Erp is opgenomen in de Ridderschap van Nijmegen in 1603, ofschoon hij katholiek was, iets bijzonders in die tijd van systematische onverdraagzaamheid. Hij wordt vermeld in n akte van 21 maart van t zelfde jaar, waar sprake is van de eigendommen in Neder-Hasselt, waarvan hij n deel gehad had. Hij huwde met Elisabeth van der Meulen, of van der Moelen, van de familie der heren van Neder-en Over-Hasselt.
Moeder kwam uit de familie van Steenhuys. Uit dit huwelijk sproot n zoon, die volgt.
VIII. Willem III van Erp. Opgenomen in t Ridderschap van Nijmegen in 1634, hij was nog minderjarig in 1616. Hij bekwam t leen van Schorrenberg onder Puffelick, door overdracht van Dirk van Meeckeren. Hij kreeg eveneens t Riddergoed van Hold in dezelfde parochie van n bloedverwant van zn vrouw, Willem van Bommel in 1623. Op 16 Juni 1650 leefde hij niet meer. Hij trouwde met Gisberta van Neukirchen, genaamd Nyvenheim, dochter van Balthasar en Anna van Bommel. n Handschrift van Andre van Woldenborg, gedateerd van 1681, geven de zestien kwartieren van zn kinderen in deze orde:
Erp, Molen, Meeckeren, Steenhuys, Assel, Spee, Petersheim, Neersdorp, Nievenheim, Bommel, Spannenbock, Driel, Pieck, Ingenulant, Wachtendorp en Neersel.
Deze kwartieren zijn niet gerangschikt in hun natuurlike orde.
Volgens een ander handschrift zou Gisberta niet Anna van Bommel, maar Gisberta van Puffelick als moeder gehad heben. Deze laatste was dochter van Hendrik en van Maria van Meeckeren, klein-dochter van Alard van Puffelick.
De weduwe van Willem de derde verdeelde op 13 December 1662 haar goederen met haar kinderen.
2. Dirk van Erp, Heer van Schorrenberg, die deelde met zijn broer Willem te Puffelick op 30 Januari 1661. Hij huwde onder kontrakt met Adelaîde Catharine van Rees, vrouwe van Hoogsorg, dochter van Arnold en van Adelaîde van Leeuwen van Deldenhoven.
Dit huwelijk had plaats te Hoogsorg, op 16 Juni 1663. Ze kregen drie dochters, die de nalatenschap van hun vader verdeelden bij akte opgesteld te Emmerich op 29 Juni 1688.
Hier zijn de drie dochters:
3. Willem van Erp die volgt:
IX. Willem IV van Erp, Heer van Heeg te Didam. (kwartier van s Heerenbeeg in Gelderland) lid van de Ridderschap van Maas en Waal. (Handschrift van de Baron de Snoukaurt van Schouenbourg, in de archieven van de Hoge Raad van Adel in s Gravenhage); Hij trad in het huwelijk, onder kontrakt gepasserd in Zevenaar op 7 juni 1666, met Johanna Catharina van Plees, vrouwe van Heegh, welke hij overleefde en die een dochter was van Willem van Plees, Heer van Heegh, erfelijk rechter te Didam, en van Bartrudis van Leeuwen van Delenhoven. Ze kregen acht kinderen, die de vaderlijke erfenis verdeelde in 1706.
Te weten:
X. Balthasar Assuerus van Erp, heer van Holt, door overdracht van 1716, vaandrig in dienst van de Staten-Generaal in 1711. Lid van de Ridderschap van Maas en Waal in 1891 (volgens Snouckart). Werd Stadhouder en heimraad van t zelfde kwartier in 1674 en 1681, tot aan zn dood. Hij schijnt deze laatste functies erfelijk te hebben uitgevoerd. Hij erfde van zn broers Willem en Jan in 1710, en van zn nicht van Rouenoort op 5 maart 1717. Hij gaf Schorrenberg prijs in 1710. Zn vrouw, Antoinette Maria Elisabeth van Voorst tot Schadewijck, was dochter van Bathasar Assuerus en van Agnes van Zeller.
Hun kinderen verdeelden hun nalatenschap door akte opgemaakt te Puffelick op 22 maart 1740. Die kinderen waren:
XI. Balthasar van Erp, Baron van Erp, (N.B.:Omtrent t midden van de XVIIe eeuw namen de meeste edellieden van de oude adel van Gelderland de titel van Baron aan, deze kwalificatie in de plaats stellende van die van "jonker", die weer opgevolgt was aan die van "knaap", die de oudste is.)
Dus Balthasar. Deze was geboren en gedoop te Puffelick op 24 juli 1723, luitenant in t regiment grenadiers te Brakel in garnisoen te Doornik in 1749. Hij trok zich terug uit de dienst om in t huwelijk te treden. Hij huwde te Nijmegen, bij kontrakt van 30 mei 1753, met Jossine Maria Antoinette van Oldeneel van Heerenbrinck, dochter van Hendrik Frans, heer van Heerenbrinck, en van Ursula van Hugenpoth. Ze kochten op 23 juli van t zelfde jaar de Heerlijkheid van Baerlo ender Didam, en ze vestigden zich te roermond, onder Oostenrijksch beheer. Ze stierf daar op 25 september 1775, en hij op 30 augustus van t jaar daarop. Ze werden begraven bij de Minderbroeders. Uitgesloten uit de Ridderschap van Gelderland om reden van zijn Godsdienst, deed de Baron van Erp zijn zestien kwartieren opnemen in de adelstand van de Hertogdommen van Juliers en Berg te Dusseldorf, wat ook zn zoon deed, in 1780.
Balthasar werd vader van acht kinderen, allen geboren en gedoopt in Didam.
XII. Hendrik Willem Antoon baron van Erp van Holt en Baerlo, geboren op 27 september 1757. Als vrijwilliger in dienst getreden in t Duitse regiment van de Marck op 8 1779. Onder luitenant op 16 juni 1780. Eerste luitenant op 1 september 1785, maakte met dit regimiment de campagne van Indië mee van 1781 tot 1785. Hij verliet de Franse dienst op 29 mei 1792. Geëngageerd in de campagnie van "Deux-Ponts", duitse brigade, te Diekirch op 7 juni 1792, nam hij deel aan de campagne van de Champagne in t leger van de Prinsen, en ontving t kruis van St.Lodewijk. Hij had van de familie van Bierens de heerlijkheden van Baerlo, Putting, enz geërfd. Bij de oprichting van t Koningkrijk der Nederlanden werd hij opgenomen in de Ridder-orde van Limburg, met de titel van baron, bij Koningklik besluit van 22 mei 1816. Hij stierf te Baerlo op 18 augustus 1820. Hij was getrouwd in Bedum, bij Groningen, op 18 november met Helena Geertruida baronesse van Voorst to Voorst die geboren was in Didam in 1771, en overleden te Baerlo op 24 april 1852, dochter van Jan Egidius, Heer van Schadewijck, Manhorst, Folkerda, kapitein in dienst van de staten generaal, en van Maria Theodora baronesse van Goldstein van Hoeckenborg. Zij verkreeg de uitbreiding van de titel van baron voor al haar nakomelingen. (Eerste officiële lijst der edelen van het Koninkrijk der Nederlanden, van 17 november 1825). Zij kreeg tien kinderen, allen geboren te Baerlo.
XIII. Jan Egidus Balthasar August Joseph Antoon baron van Erp van Holt en Baerlo, geboren te Baerlo op 6 januari 1800, trad in dienst van t Nederlandse leger in 1814, en nam deel aan de slag bij Waterlo. Toen hij zn onstslag verkregen had bij de revolutie van 1830, bood hij zn degen aan aan t belgise goevernement en klom op tot de graad van luitnant generaal, en was gedurende meerdere jaren militair gouverneur van Oost Vlaanderen. Hij stierf te Gent op 18 juli 1875, en commendeur in de orde van Leopold. Hij was gehuwd te Leuven op 25 maart 1845 met zn familielid Clementine Franqoise Dieudonné baronesse van Loen Enschede, geboren op t kasteel van Hacour op 21 augustus 1821, dochter van Frans Joseph baron van Loen van Enschede, en van Theodora Maria Joseph baronesse van Hoevel van Westerflier.
Uit dit huwelijk kwamen:
XIV. Maximilianus Walram Alphonsus Maria Karel Antoon, baron van Erp van Holt en Baerlo, geboren te Diest op 3 september 1847, secretaris eerste klas van de legatie te Lissabon, ridder in de orde van Leopold, van de Nederlandse Leeuw, en van Pius IX, officier in de orde van de Eikenkroon. (Luxenburgs), huwde in Marqueyssac, bij Sarlat (Dordogne) op 3 november 1868 met Marie Antoinette Julienne Paule de Lavergne de Cerval, geboren te Sarlat op 3 september 1848, dochter van Julien en van Félicité van Frésals Bourfaut. Uit dit huwlijk kwamen:
XIII bis. Frederik Assuertus Lodewijk August Bernard Alcisius, baron van Erp en Baerlo, geboren te Baerlo op 2 maart 1803, luitenant in t regiment van Dragonders no 4 in dienst van de Nederlanden, verkrijgt zn ontslag van Koning Willem op t einde van 1830, en kwam als kapitein in t 2e regiment Jagers te paard in Belgise dienst, welke hij verliet om in t huwelijk te treden. Dat deed hij te Hugemont (Dompierre, departement Le Nôrd) op 15 augustus 1832, met Marie Louise Franqoise Joseph de Preseau dHugemont, zn volle nicht, geboren de 6e thermidor van t jaar XII, (25 juli 1804), dochter van Louis Marie Franqois Marguerite de Préseau dHugemont, oud kapitein der Dragonders, oud eerste stalmeester van Madame Elisabeth de France, en vervolgens gedeputeerde van t departement le Nord, ridder van Sint Lodewijk en van t Legioen van Eer. Haar moeder was Aldegonde, baronesse van Voorst tot Voorst. Hun kinderen:
XIV bis. Henri Louis Joseph, baron van Erp van Holt en Baerlo, (zie hierboven) geboren te Hugemont op 24 januari 1834, huwde te Leuven op 24 augustus 1864 zn volle nicht Henriette Louise Marie dEscaille, geboren te Baerlo op 28 december 1842, dochter van Pierre Antoine Henri, en van Théodore Claire Gertrude Antoinette, baronesse van Erp van Holt.
(laatste update 24.02.2004 20:38 )
Eventuele aanvullingen of opmerkingen graag een E-mail naar de Webmaster
Copyright textbestand Privacyverklaring Contact formulier Hulp gevraagd Waarschuwing Bronnen